Ons beeld van de Nederlandse edelsmeedkunst in de zeventiende eeuw wordt in grote lijnen bepaald door datgene wat nu nog als zodanig herkenbaar is. Dat klinkt als een open deur (en dat is het ook) totdat je bedenkt wat de consequenties daarvan zijn. Omdat alleen grote voorwerpen in eerste gehalte zilver en goud volgens de toenmalige regels met stadskeur, jaarletter en meesterteken dienden te worden gemerkt, staan deze op de voorgrond. Andere soorten waarvan niet direct bewijsbaar is dat ze in Nederland zijn gemaakt, worden dan makkelijk vergeten.

De tocht naar Chatham, email op goud, Den Haag? 1667
Grote gouden voorwerpen met onderdelen in geschilderd email als de Chathambeker uit 1667 nemen nu een geïsoleerde positie in, en worden dus als uitzondering beschreven. Dat in werkelijkheid volledig geëmailleerde gouden voorwerpen in Holland vanaf de jaren 1630 in grote aantallen werden gemaakt, weten we omdat de techniek vanaf dat moment continue in de archiefbronnen besproken wordt. De Hollandse gilden maakten zich zorgen omdat de stukken niet konden worden gemerkt zonder de objecten te beschadigen. Daardoor werd de deur opengezet voor allerlei typen vervalsingen – met als belangrijkste met email overdekte sieraden en medaillons die als 23 ¼ karaat goud werden verkocht, maar in werkelijkheid van een veel lager gehalte bleken te zijn.

Portret van Frederik Hendrik, email op goud, 4,3 x 3,4 cm, Parijs, toegeschreven aan Henri Toutin, ca. 1647, de kast Nederland?, ca. 1650, Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-4371.
Allerlei losse gegevens die ik in de afgelopen jaren heb verzameld, laten zien dat volledig geëmailleerde voorwerpen van hoge kwaliteit niet alleen in Nederland werden gemaakt, maar ook werden geïmporteerd; toen bijvoorbeeld een neef van de Amsterdamse burgemeesterszoon Pieter de Graeff in 1660 een bezoek aan Parijs bracht, reisde hij in opdracht van de familie thuis nog even door naar Blois omdat daar de mooiste geëmailleerde horloges te krijgen waren. Het stadhouderlijk hof bestelde in de late jaren 1640 vanuit Den Haag portretten in email in Parijs, bij de belangrijkste kunstenaars in dit materiaal van dat moment, Henri Toutin (1614-1683) en Jean I Petitot (1607-1691). Veelzeggend detail – de Oranjes reisden niet zelf af om te poseren voor de schilder in email, maar stuurden door Gerard van Honthorst geschilderde portretten die vervolgens in email werden gekopieerd.

Kast om het portret van Fredrik Hendrik, achterzijde.
Met een medaillon om een portret in email van Frederik Hendrik is iets bijzonders aan de hand. Als je de kast vergelijkt met degenen die door de Parijse emailleurs gewoonlijk werden afgeleverd, is deze duidelijk afwijkend. Waar het medaillon om het portret van de Engelse koning Karel I in een feestelijke omlijsting met allerlei kleurrijke patronen is geplaatst, is degene om dat van Fredrik Hendrik veel eenvoudiger; op een zwart fond is een krans oranjetakken met viooltjes geplaatst. Het monogram HAVO op de achterkant combineert de initialen van Hendrik met die van zijn echtgenote, Amalia. In een tweede kast in de Koninklijke Verzamelingen die op precies dezelfde manier is versierd zit een portret van hun zoon, stadhouder Willem II. Het monogram op die kast combineert de initialen van vader en zoon.

Portret van Karel I, koning van Engeland, email op goud, met kast 6,5 x 5,5 cm, Parijs, gedateerd en gesigneerd Henri Toutin 1636, Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-4370.
De monogrammen laten zien voor wie de kasten zijn gemaakt, en wat de intentie daarvan was; alle lijnen komen samen in de echtgenote en de moeder van de voorgestelden, Amalia van Solms. Kennelijk heeft zij de Parijse kasten laten vervangen door veel eenvoudiger versies in zwart, als uitdrukking van haar rouw. In 1647 was haar echtgenoot overleden, in 1650 haar zoon. In combinatie met de vermelding dat er in Den Haag en elders in Holland op dat moment emailleurs actief waren, rechtvaardigen deze gegevens de veronderstelling dat ze niet in Parijs, maar op een later moment -bijvoorbeeld in Den Haag- kunnen zijn gemaakt.