De tafels van de familie Clifford

Cassette met 24 paar lepels en vorken, 33.5 × 51 × 29.5 cm,
de cassette mahoniehout op eiken, gevoerd met fluweel,
Rijksmuseum, invnr. BK-1960-100, legaat van jkvr. A.C.A.J Clifford, Den Haag, 1960.
17 couverts Amsterdam, 1806, door Roelof Helweg,
7 couverts Amsterdam, 1832, door Hendrik Helweg,

Pasen is voor mij een bijzonder moment in het jaar, een van de gelegenheden waarbij het mooie tafellinnen, speciale serviezen en bestekken voor de dag worden gehaald. Daar wilde ik iets over schrijven en ik dacht – laat ik eens kijken, wat het Rijksmuseum heeft. Gedocumenteerde, min of meer complete ensembles in verschillende materialen bleken zeldzaam, de oogst bleef beperkt tot een groot legaat van jonkvrouw A.C.A.J. Clifford uit 1960. De cassette die je hiernaast ziet afgebeeld, is niet helemaal compleet; de vakjes vooraan, voor de 12 messen, zijn leeg. Die waren in 1960 kennelijk opgebruikt.

De eerste vraag die dan bij mij opkomt is dan: wie was zij? Het inventarisboek van het museum vertelt je niet veel meer dan haar initialen, haar achternaam en haar adres. Een beetje speuren geeft de contouren van haar leven; Anna Cécile Aurélie Jeanne Clifford (Bergen op Zoom 23-06-1884 – Den Haag 8-03-1960) was de enige overlevende dochter van George Hendrik baron Clifford (Den Haag 1864- Malang 1895) en Theodora Adriana Lammers van Toorenburg (Batavia 1852- Den Haag 1931). Haar ouders scheidden in 1894, haar moeder hertrouwde een jaar later met de schilder Carel Nicolaas Storm van ’s Gravesande (Breda 1841- Den Haag 1924). Lily Clifford -zoals zij zichzelf noemde- reisde veel, woonde op verschillende plekken in Europa, Azië en de VS, en werkte als secretaresse en als lerares moderne talen. Ongetwijfeld zullen zo contacten met andere kunstenaars zijn gelegd; in 1902 tekende Jan Toorop (1858-1928) haar portret.

Portret van Lily Clifford, potlood en krijt op papier, 344 x 335 mm, door Jan Toorop, 1902, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr T 111-1962

Wat Lily in het Rijksmuseum onderbracht, zullen vooral familiestukken zijn geweest. Zeker geldt dat voor het zilver waarop het wapen Clifford is aangebracht, soms met en soms zonder schildhouders en bekroningen. Het wapen werd in deze vorm tenminste vanaf 1815 gebruikt door haar overgrootouders, George Clifford (Amsterdam 1769- Den Haag 1847) en Carolina Justina van Weede (Amsterdam 1779- Den Haag 1837). Zijn broers deponeerden toen hetzelfde wapen maar met andere schildhouders en bekroningen.

Wapen Clifford, zoals gedeponeerd door George Clifford in 1815

  

Wapen George Clifford op de uiteinden van de bestekken.

Tafelcouverts, dessertcouverts en twee dienlepels zullen ter gelegenheid van het huwelijk van het echtpaar Clifford-Van Weede in 1806 zijn aangekocht, in 1832 werden onderdelen van hetzelfde spatelmodel bijbesteld. De uiteinden van de soeplepel, de visschep en de aspergetang zijn anders en hebben uitsluitend het wapen Clifford. Zij zullen door een volgende generatie zijn aangeschaft, vermoedelijk de grootouders van Lily, Hendrik Maurits Cornelis baron Clifford (Amsterdam 1808- Den Haag 1878) en Anna Frederika gravin van Limburg Stirum (Wexford 1809- Den Haag 1893). Zij trouwden in 1839 in Den Haag, en kochten wat in de winkels voorhanden was. Na het overlijden van Anna Frederika werd het grote huis aan de Herengracht in Den Haag ontruimd, en zal het zilver door Lily zijn geërfd.

Visschep, zilver, 32,3 x 9,3 cm, Amsterdam ca. 1824, door Gesina Voorthuis, weduwe Jacob Hendrik Stellingwerff,
Rijksmuseum, BK-1960-111, legaat van jkvr. A.C.A.J Clifford, Den Haag, 1960.

De meeste stukken zullen daarna vrijwel niet meer zijn gebruikt. Haar stiefvader, Carel Nicolaas Storm van ’s Gravesande, schilderde rond 1900 regelmatig de gedekte tafel in hun huis, of dat nu in Parijs, Brussel, Berlijn of Den Haag stond. De omgeving verandert, maar het linnen, het servies en het bestek niet; overal staat een wit servies met brede gouden randen, en liggen zilveren couverts en messen met ivoren heften. Dat zouden heel goed de Clifford couverts en messen kunnen zijn. Veel belangrijker is wat op deze tafels ontbreekt.

Boeuf à la mode, olieverf op schilderboard, 38 x 55 cm,
Berlijn 1906-1908, door Carel Nicolaas Storm van ’s-Gravesande,
Teylers Museum, inv.nr. KS 180.
Olie en azijnstel, zilver en glas, 26,7 x 21,3 x 15,3 cm,
Amsterdam 1806, Fa. Diemont, uitgevoerd door Hendrik Smits,
Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. BK-1960-79,
legaat van jkvr. A.C.A.J Clifford, Den Haag, 1960.
Delen van een tafelservies, porselein, beschilderd met goud,
Frankrijk, ca. 1800-1810,
Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. BK-1960-128,
legaat van jkvr. A.C.A.J Clifford, Den Haag, 1960.

De grote zilveren voorwerpen, de glasserviezen en de porseleinen eetserviezen die Lily Clifford ook had geërfd, zijn niet op de schilderijen van haar stiefvader afgebeeld. Zelfs uiterst functionele voorwerpen, zoals zoutvaten of een beeldschoon olie en azijnstel, zien we niet terug. Schilderijen en voorwerpen vertellen daardoor samen een wezenlijk ander verhaal, en vestigen de aandacht op het verschil tussen bezit en gebruik. Voor Lily waren dit herinneringen aan haar familie, geen essentiële gebruiksvoorwerpen (meer).

Dankzij het legaat van Lily Clifford is het in het Rijksmuseum mogelijk om een indruk te geven van de Amsterdamse tafelcultuur uit de eerste decennia van de negentiende eeuw. Wanneer de boedel van het echtpaar Clifford-Van Weede wordt vergeleken met datgene wat nu in museumhuizen en kastelen is te zien, blijkt deze weliswaar eenvoudiger, maar zeker niet minder internationaal. Op tafel spelen Amsterdams zilver, Frans porselein en Duits glas ook hier de hoofdrol, en dat zal dus veel gebruikelijker zijn geweest dan nu wordt gedacht.