Tot eer van de vrouwen

BK-KOG-2654

Parure van goud, bestaande in een collier, een armband, een broche, een paar oorhangers en een paar knopen, goud en email, 1854-ca. 1858, J. M van Kempen, Utrecht, Rijksmuseum, in bruikleen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, BK-KOG-2654

In één van de vitrines in de negentiende eeuw  ligt een serie bij elkaar horende sieraden met portretten van verschillende vrouwen; op de armband Amalia van Solms, op het collier Maria van Reigersberch, op de broche Maria van Utrecht en op de oorhangers en de knopen respectievelijk Maria van Bourgondië, Jacoba van Beieren, Anna en Maria Tesselschade.

Allen hebben een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse geschiedenis. Jacoba van Beieren (1401-1436), de laatste gravin van Holland, en Maria van Bourgondië (1457-1482), de erfgename van de Bourgondische landen, traden beiden als zelfstandige staatsvrouwen op. Aan de laatste danken de Staten Generaal het Groot Privilege uit 1477, waarmee deze vertegenwoordiging meer en nieuwe bevoegdheden kreeg, maar ook de positie van de afzonderlijke provincies werden gewaarborgd.

Maria van Utrecht (1551-1629), de echtgenote van Johan van Oldenbarneveld, en Maria van Reigersberch (1589-1653), de echtgenote van Hugo de Groot, steunden hun mannen op allerlei manieren in hun  politieke lot.  Ook voor de kunsten is een rol weggelegd. De dichteressen  Anna (1583-1651) en Maria Tesselschade Roemers Visscher (1594-1649) maakten deel uit van de Muiderkring. Amalia van Solms (1602-1675) wordt tot slot geëerd als de vorstelijke opdrachtgeefster, die na de dood van Frederik Hendrik de bouw en decoratie van de Oranjezaal mogelijk had gemaakt.

BK-KOG-2654-A

Collier met medaillon

Waarom juist deze vrouwen op deze gouden set zijn afgebeeld? In de negentiende eeuw brak de negentiende-eeuwse dichter Everhardus Johannes Potgieter (1808-1875) op verschillende momenten een lans voor de ‘Vrouwen, welker wedergade de wereld buiten Holland niet had!’ In vervoering raakte hij van de portretten van Maria van Utrecht en Maria van Reigersbergen: ‘Blikt ons de bitter beproefde Maria van Utrecht, Oldenbarneveldt’s weduwe, niet aan? Bewondert ge met mij de beminnelijke Maria van Reigersbergen niet?’

 

BK-KOG-2654-A-03

binnenzijde van het medaillon, met een foto van Potgieter en een lok van diens haar.

Zelf was Potgieter niet getrouwd, maar woonde samen met zijn tante Wilhelmina van Ulsen, die hem stimuleerde en uit depressies trok. In de herinneringen van een vriend, J.C. van Zilcken, wordt de rol van tante specifiek in de herinnering gebracht, maar worden ook de speciaal voor haar gemaakte sieraden genoemd, ‘bestaande in medaillons met de beeltenissen van de beroemdste hollandsche vrouwen’ .

 

Voor mij zijn deze gegevens essentieel, omdat je pas als je de achtergrond kent, kunt achterhalen wat er precies wordt verteld. Potgieters lofzangen op historische vrouwen, die een belangrijke kleur aan het Nederland van de middeleeuwen en Gouden Eeuw hadden gegeven, zouden op iedere Hollandse vrouw van toepassing kunnen zijn, maar juist doordat hij deze serie heeft laten maken voor zijn eigen steun en toeverlaat verandert deze van betekenis. Het wordt een blijk van waardering in de trant van : achter iedere sterke man, staat een sterke vrouw!

Plaats een reactie